Over Ethiopië wist ik tot 2 jaar geleden
weinig. Keizer Haille Selassie, Derg regime, hongersnoden, Ogaden, dat was het
zo ongeveer. Toen 2 jaar geleden de vraag kwam voor Rotary Doctors om artsen en
tandartsen uit te zenden, heb ik me er in verdiept. Maar het land heeft een
heel lange beschreven geschiedenis, oorlogen en overheersing, veel
kunsthistorische schatten en wetenswaardigheden, een eigen orthodoxe kerk, 90
miljoen inwoners, tussen de 80 en 90 talen en stammen. De oudste mensachtige,
Lucy, is gevonden in de Rift Valley. Daarbij geografisch een enorme spreiding:
hooggebergte met 20 toppen boven de 4000 meter, de Danakil depression 120 meter
onder de zeespiegel, woestijnen, tropisch regen woud en heel veel landbouwland
met allerlei gewassen, op zich ruim voldoende de bevolking te voeden. Er is
rijkdom en ernstige armoede, zeer
intelligente mensen, en mensen zonder enige educatie, en ook die daar niet voor
openstaan, en zichzelf tot de onderlaag veroordelen.
Diverse boeken, geschiedenis, topografisch,
volkenkundig en fotoboeken hebben me
wijzer gemaakt, drie eerder bezoeken brachten
mij in contact met veel mensen, langzaam leer je hoe het anders is, soms waarom
het anders is, en ik denk dat veel geheim zal blijven: de taal is daarbij een
grote barrière. Amhaars is best ingewikkeld, het Afaan Oromo ook, maar dan
spreek je nog niet de andere 80 talen.
Addis is een smeltkroes, waar de regering
zetelt, maar ook diverse deelstaatkantoren staan hier. Arm en rijk, nauwelijks
tot geen sociale voorzieningen, heel veel staathonden, er is weinig
georganiseerd, wegenaanleg is soms bedroevend, alweer kapot voor het eind van
de weg klaar is. Maar een snelgroeiende stad met veel laagopgeleiden zal ook
moeilijk te besturen zijn.
“Chinees”, zeggen veel Ethiopiërs, staat voor alles wat goedkoop is
en snel kapot. Maar veel mensen onderhouden slecht hun spullen, hun huis, soms
ontbreken vaklui, een goede loodgieter of elektricien is zeldzaam. Een stekker vernieuwen is voor
velen een onmogelijk klusje. Ingevoerd spul van Chinese, Russische, Japanse of
Indische makelij ( al naar gelang politieke voorkeur in een bepaald tijdperk)
heeft vaak geen handleiding of onderhoud handboek. Of het is niet in het Engels
vertaald, of de onderdelen zijn nergens meer te verkrijgen. Auto’s, Lada’s uit
de jaren 60, of nog ouder Italiaans, rijden volop rond ( als ze niet met makken
stil staan), APK is volledig onbekend begrip, Amsterdamse stadsbussen (DAF en
VDL) uit de jaren 70 rijden hier roetuitstotend rond.
Toch maakt het land een goede ontwikkeling
door. Het komt misschien niet iedereen in dezelfde mate ten goede, maar er zijn
zeker meer mogelijkheden. Maar er zijn ook beperkingen, bv op medisch gebied,
artsen specialiseren zich in het buitenland en komen niet meer terug, dus niet
alleen gebrek aan artsen, maar ook aan specialisten die een volgende generatie
moeten opleiden. In Addis zijn er mooie ziekenhuizen, in universiteitssteden
gaat het nog een beetje, maar daarbuiten is er niets meer. Maar Europa heeft er
ook 500 jaar over gedaan om uit de middeleeuwen te komen.
Hert westen was de steek die ik nu 4 x bezocht
heb: Nekemte op 330 km, 6 uur rijden van Addis. Eerst Ambo, dan Babiche, Bako
enz. Als je de stad Addis uit bent, dan zie je 300 km bijna alleen
landbouwgrond, of op moeilijke stukken koeien, geiten en schapen met hun
hoeders, die ’s avonds weer naar huis gaan, vaak een kudde van het dorp, elke
huis een of twee koeien. Het is de streek van de Oromo, de grootste
bevolkingsgroep, met relatief weinig macht in vergelijking met Amharen en
Tigrae. Het is een hoogvlakte met
vruchtbare valleien. Maar 3 maanden valt er geen regen, er wordt ruim geoogst,
meestal kleine boeren, soms een grote. Na Nekemte wordt het minder hoog, na
Gimbi daal je af naar Dembi Dollo op 1000 meter hoogte, veel koffie, bananen,
mangobomen, een heel andere vegetatie. Nog verder naar het westen kom je in de
uithoek van Gambela, richting Zuid Soedan,op slechts 500 meter hoogte, heet,
met heel droge en heel natte jaargetijden.
Deze route heb ik één keer gedaan. Slechte weg, van Nekemte al met al 10
uur rijtijd.
Grote toeristische routes zijn die naar het
historische noorden, waar veel oude kerken
zijn, de Simean Mountains met het Lake Tana, waar de Blauwe Nijl door
stroomt ( en de belangrijkste watervoorziening van de Nijl is die in Khartoem
samenkomt met de Nijl uit Oeganda en Zuid Soedan en door Egypte naar de
Middellandse zee gaat). Veel historie
met oude bouwwerken.
De andere toeristische route is de zuidelijke route, vanaf Addis door de Grote
Slenk, Rift Valley, bekend van Dode Zee, Rode Zee, Danakil, en van Djibouti
door Ethiopië, Kenia,met oa Lake Turkana en het Victoria meer, naar Tanzania en
verder zuidwaarts. Een scheur in de aardkorst die langzaam dieper en breder
wordt, met vulkanische activiteit.
Ethiopië is een prachtig land, minstens zo
afwisselend als Kenia, maar de meeste nationale parken hebben maar weinig wild.
De stammen die er wonen, hebben hun oude rechten en gewoonten niet
beëindigd, ze jagen, breiden hun landbouwgronden uit, en gaan door met
ontbossing voor oa houtskool. Gezien de achterstanden op veel gebieden, kunnen
we ons voorstellen dat natuurbescherming geen prioriteit heeft. Maar er zijn
prachtige landschappen, en in Ethiopië komen bijna 10% van alle vogels ter
wereld voor.
Wij hebben gekozen voor deze zuidelijke route:
veel bijzondere natuur, een tiental nog
vrij authentieke stammen kun je er bezoeken, hun cultuur opsnuiven. Het is een
reis, geen vakantie, veel diepe indrukken kun je hier opdoen. Bijna 3000 km, 2/3 op niet-bestrate wegen,
met regen en onweer, met extreme droogte en temperaturen tussen 10 en 40
graden. De reis gaat van noord naar zuid door de Rift Valley, een verzameling
valleien met kleinere en grotere bergketens, die allemaal noord-zuid verlopen,
en soms weer samenkomen. De bergen zijn van vulkanische oorsprong, veel basalt
en tufsteen. Er zijn ongeveer tien meren, Lake Turkana is de zuidelijkste en
ligt grotendeels in Kenya.
Kratermeer bij Debre Zeit |
Afrikaanse visarend |
Na vertrek uit het hectische en vervuilde Addis
richting Debre Zeit, met een kratermeer, een oase van rust. Regelmatig rijdt je
door dorpen, vol mensen, koeien en geiten lopen of liggen op de weg, bajaj of
tuk-tuks rijden zoals ze willen, overbelaste
minibusjes rijden mensen en dieren van de sokken, stoppen of rijden weg zonder
te kijken of dat kan. Dan door naar Awasa, langs Lake Ziway met zijn pelikanen
en maraboes, en Lake Langano, veel groen, aan de meren talloze vogels, vissers,
landbouw en kuddes, elk plekje wordt benut. Zo smerig en armoedig Addis is, zo
Italiaans doet Awasa ons aan, brede straten met boulevards, bloemen, groen,
natuurlijk ook achteraf straten , maar het is relatief de schoonste stad die we
tegenkomen. De drukke vismarkt in de vroege ochtend is een bezoek waard. Dan
door naar Yabelo, vaak slechte wegen, maar groene valleien, en dan steeds
droger, lager gelegen en heter. Een hele dag rijden, niet veel eruit geweest,
de kamer is Spartaans, de douche koud. ‘savonds maar een uurtje elektra. Onze
gids spreekt maar bar weinig Engels (en dat was wel beloofd), kan ons niets vertellen
over het land, de natuur, de bevolking of wat dan ook.
Dinsdag gaan we eerst naar een nationaal park,
alles gaat erg traag voor we er zijn, maar een half uur later zijn we er al
weer uit, waarom ? Het blijft duister. We hebben de bijzondere Burchell zebra en Stresemann’s bush crow gezien, die
alleen hier bij Yabelo voorkomt. Ook gan
we even op bezoek bij een Borana familie en hun huis. De Borana’s zijn
veehouders, Koeien, geiten en kamelen zijn hun bezit, de huisjes vrij armzalig.
Deze islamieten hebben 1-3 vrouwen, al naar hun “rijkdom” en ook veel kinderen.De
chauffeur heeft zijn zaken niet goed
geregeld, we moeten weg, westwaarts, over Konso naar Jinka. Maar we verdwalen, de chauffeur bleek
de weg niet te weten, ik had het duidelijke gevoel dat we zuidwaarts reden,
terwijl we noordwest moesten.
termieten torens tot 6 meter hoog |
De kaart van Kyra erbij gehaald, we zaten
intussen bijna aan de Keniaanse grens, 80 km verkeerd gereden , dus na deze 2
uur weer 2 uur teruggereden. Er is nergens wild te bekennen, wel veel vogels,
enkele grotere valken en arenden. Los van alle gieren en wouwen die je rond
elke plaats veel ziet. We zijn laat in
Konso (waar we later uitgebreid terugkomen en de Konso stam bezoeken),
dus maar snel via Key Afar door naar Jinka om voor het donker binnen te zijn.
Dat lukt, met als slechte beloning een slechte kamer met alleen een koude
douche. Toch het reisbureau maar gebeld, dat we niet erg tevreden zijn. Ruim
een uur later een sms’je dat we overmorgen een andere chauffeur krijgen,
onverwacht maar wel adequaat, zo’n
speciale reis en dan geen informatie kan gewoon niet.
Banna vrouw |
Woensdag van Jinka door het Mago nationaal
park, waar de Mursi wonen( en verder naar het NW), een kleine stam, 8000 leden,
veehouders. Al naar het seizoen schuiven ze hoger of lager de valleien in.
mursi vrouw banna vrouw |
De
hutten zijn een rommeltje van golfplaat, takken en lappen of huiden. De vrouwen
versieren zich met kleischotels in hun onderlip tot soms wel 10 cm doorsnee.
Ook talloze inkervingen in de huid, die door verlittekening, een patroon geven.
Ze bedelen om foto’s die wel meteen betaald moeten worden, ze zijn erg
opdringerig. In sommige dorpen wordt het geld omgezet in alcohol die ze kopen,
’s middags zijn ze vaak te lam om nog iets te doen. Eén hoofdman sprak goed
Engels, had gestudeerd, maar was toch terug naar zijn dorp, waar hij wat
sturing gaf. Maar eigenlijk hebben de toeristen er schuld aan dat ze zich zo
gedragen, die komen hun dorpen bezoeken, sommigen houden geen enkele rekening
met de cultuur van de stammen. We reden nog wat dieper het park in, maar
doordaat het erg nat was, waren er veel TseTse vliegen die de slaapziekte,
Trypanosomiasis veroorzaken, een ernstige neurologische aandoening. Ramen dicht
airco aan en de vliegen doodmeppen.
‘s Middags naar de stam van de Ari noord en
oost van Jinka ,
Ari hut en gezin |
echte landbouwers, zelfvoorzienend en daarnaast produceren ze
voor de markt, oa koffie. Zij hebben een vaste woonplaats, de hutten zijn van
takken en klei, beschilderd, en een dak van “valse” banaan bladeren (daarover
later meer). Veel vriendelijker, zachtaardiger, nodigen je uit voor een
koffieceremonie of om hun hut en werk te bekijken, oa pottenbakken. De gift is vrij, inclusief de foto’s, dat is
veel prettiger dan het gebedel en getrek van de Mursi. Wel heb je overal een
toegangsprijs betaald en moet je een gids inhuren, waarvan de opbrengst het
hele dorp ten goede moet komen.
De volgende dag naar Key Afar, waar jongens
wit beschilderd in traditionele patronen op stelten (maar dat is alleen voor de
toeristen) langs de weg staan, een foto is onvermijdelijk, razendsnel zijn ze
eraf om hun Birren in ontvangst te nemen.
Veel mensen bedelen op hun manier, soms vriendelijk, soms eisend. Hier
is de stam van de Banna, veehouders, de
vrouwen vlechten hun haar en smeren dat in met een soort boter en rode klei. De
huizenvorm is weer anders. Meer naar het zuiden is dat de stam van de Hammar,
Hammar Vrouw |
die soortgelijke rituelen hebben, ook veehouders. Ze wonen in groepen van een
paar honderd bij elkaar, in principe kunnen ze verhuizen, maar tegenwoordig
zijn ze honkvaster. Verhuizen levert steevast problemen op met de mensen die
verderop wonen, en die niet weg willen omdat daar juist groen gras en water is.
En vee brengt meer op, de vleesprijzen zijn gestegen, hele vrachtwagens vol
geiten of koeien gaan in 2 dagen naar Addis. We zitten intussen in Turmi,
laagland, droog en heet, we slapen in een tent, 3 ervan staan onder een rieten
puntdak op een betonnen ondergrond, de bedden zijn een soort houten stretcher,
en slapen best goed. Er is hiet met de generator 3 uur stroom per etmaal, en de
douche is net niet koud, de buitenlucht-ochtendtemp zal ik maar zeggen. Hier
komen we Eric en Marlies tegen, die een andere reis hadden vanaf Nekemte, met
wie we gezellig kunnen eten, alhoewel Eric het de nacht erna moet bezuren. Wel
lastig in een tent, en met je zaklantaarn de WC opzoeken overf kronkelende
paadjes.
Vrijdag gaan we naar Omorate, twee uur over een
eentonige en slechte weg. Daar gaan we in een uitgeholde boomstam de brede
rivier de Omo over, die Lake Turkana in Noord Kenia van water voorziet. We
bezoeken een andere stam, de Dassanech, nomaden, veehouders, die vrij snel een
hut bouwen, koepelvormig vanaf de grond met een heel lage ingang, origineel
gemaakt van bladeren en huiden, nu een zooi van plastic, golfplaat enz. De vrouwen bouwen het huisje, de mannen
hangen rond, of letten op het vee. Binnen een paar uur staat zo’n hut. Ze zijn
erg onaardig, eisen meteen een foto met bijbehorende Birren. Er is geen enkele vorm van gemeenschap, ze
pakken zo hun spulletjes in vertrekken weer.
Dat doen wij dan ook maar, er staat nog een auto van de Keniaanse
politie, het is bij de grens, er zijn soms conflicten tussen de veehouders, er
wordt gesmokkeld, mensen en goederen. Weer twee uur terug naar Turmi, daar wat
gegeten, en dan moeten we nog in 3 ½ uur naar Konso. De tocht naar Turmi en de
Dassanech konden we niet echt waarderen. We komen in het donker in Konso aan,
een stevige onweersbui vlak voor binnenkomst. Onze hut is traditioneel gebouwd,
maar met gladde vloer, en een heerlijk bed, we zullen hier 2 nachten blijven.
Zaterdag bezoeken wij de stam van de Konso,
landbouwers die prachtige akkertjes hebben, sinds generaties op terrassen
aangelegd tegen de berghellingen, ze verbouwen van alles, groenten, maïs,
katoen, sorghum, ze hebben vee, en wonen op een vaste plek. De originele dorpen
zijn gebouwd rondom een gemeenschapshuis, op lage palen, en een ladder naar de
zolder. Het staat bij de gemeenschapsboom, per generatie kwam er een nieuwe
bij, zeg maar elke 20-25 jaar, van een harde dennensoort, die heel lang
meegaat. Hier worden vergaderingen en lokale twisten afgedaan, en worden
leningen afgesloten onder het zweren van een terugbetalings-eed. De kern van
het dorp wordt omsloten door een ruim 2 meter hoge muur van zware basaltstenen.
Kleine openingen voor mens en vee, worden ’s nachts afgesloten tegen hyena’s en
dieven. Rondom deze kern zijn weer nieuwe huizen gebouwd, waar weer een
volgende muur omheen staat, tot 3 kringen aan toe. Moderne dorpen hebben dat
niet meer, het is erg zwaar werk, ze kunnen hun krachten beter gebruiken. Een
bijzondere functie van het gemeenschapshuis is die van slaapplaats van de
mannen, die net vader zijn geworden. Ze mogen 2 jaar ‘s nachts niet thuis
slapen, waardoor moeder en kind rust krijgen en een soort geboortebeperking is
hiermee bereikt. De Konso is de eerste
stam waar er meer een cultuur is dan van stamgebruiken. Vakbij ligt ook “New
York”, een rode zandsteenformatie die door erosie tot een soort Brice Canyon in
het klein.
Daarna door naar Arba Minch, stad van de 40
bronnen. Het ligt op een richel, een paar honderd meter boven een
natuurreservaat, en tussen 2 meren, noordelijk het lLake Abaya, steenrood,
ijzerhoudend,het zuidelijke is Lake Chamo. De meren zijn gescheiden door een berg, met goddelijke betekenis
die de meren uit elkaar houdt, het Nechisar NP. Het rode meer bevat bijna geen vis, dus ook weinig ander dieren
als vogels en krokodillen, in
tegenstelling tot het zuidelijke, dat blauwgroen is. Daar zitten ook door
plantengroei veel nijlpaarden. Vanaf ons onderkomen kunnen we beide meren
bekijken, een mooie avondfoto zat er niet in doordat het weer slechter
werd. Een tochtje over ruw water leverde
niet veel foto’s op, het deinde gewoon teveel.
Maandag bezoeken wij het op bijna 3500 meter
hoogte gelegen Dorze, waar een stam woont die vooral landbouw als inkomen
heeft, en alles zelf verbouwen en eten klaarmaken, op weer een heel andere
manier met de bladeren van de “valse”bananenplant. We bezoeken een dorp, een
erf, waar een demo wordt gegeven van de bereiding van een melige substantie,
die dan in bladeren gewikkeld 4-8 weken onder de grond gaat en fermenteert.
Daarna wordt het fijngehakt en in het blad van de valse banaan op een stalen
plaat gegaard, en dan nog even zo op de plaat afgebakken. Het smaakt zurig, er
zitten veel vezeltjes in, en met een rode pepersaus is het wel te eten. Ook
ruwe katoen die ze kopen van handelaren
uit de vlakte rond Arba Minch, ruim 2000 meter lager, spinnen de vrouwen zelf, de mannen weven het vervolgens, soms in combinatie
met wol van de schapen. Er zijn speciale kleurstoffen, diverse dieproden maar
ook knalgeel. Kalebassen worden gedroogd, de uitgeholde worden gebruikt om melk
in te bewaren. Op de lokale markt zijn veel van hun waren te koop, maar ook een
soort lokale sterke drank van 60%. Sommige mannen liggen zomaar op de markt hun
roes uit te slapen; onverzorgde types.
We slapen in een nieuwe “lodge”, op een richel hoog boven het meer, met
spectaculair uitzicht.
De hutjes zijn alleen slaapplaatsen, wat vochtig.
Verderop is er een toilet, en een wastafel, waarmee we het moeten doen. ’s Middags komt er in rap tempo weer een
onweersbui aanzetten , komend uit het oosten over het meer, de wolken komen op
ooghoogte binnen, een snoeiharde wind komt uit de vallei omhoog en meteen
begint het heel hard te regenen. Eten in het openluchtrestaurant wordt dus
niets, in een familie-hut moeten de 4
gasten en 2 chauffeurs hun maaltijd verorberen, een klein lampje met
generatorstroom licht ons bij. Om 8 uur naar bed, het is nog geen 10 graden, en
één dunne deken is echt te weinig, dat wordt improviseren. Na een vroeg ontbijt een lange tocht via Sodo
naar Sashimene, waar we het Senkele Wildlife park bezoeken, waar ongeveer alle
Swayne’s hartebeesten ter wereld, zo’n 400, leven. We hebben er veel van nabij kunnen zien.
Dinsdag avond komen we in Yirgalem, bij de
Aregash lodge, aan de rand van een stadje, vrij aan een beboste vallei, met
apen, vogels, wat antilopen, en veel vriendelijke mensen. Een gids leidt ons de
volgende ochtend door het land rond de lodge, met oa een groentetuin,
koffieplantage, de keuken kan bijna geheel in eigen voorraad verzorgd
worden.
We blijven er twee nachten,
welkom na de lange tocht van dinsdag. Donderdag via de Wondo Genet Hot Springs,
water van 80-90 graden dat via een buizensysteem een zwembad vult, en veel
warme douches, waar mensen tegen een kleine betaling zich uitvoerig komen
wassen. We zwemmen er wat, we zijn de enige blanken, en Gaby is een van de heel
weinige vrouwen. Veel bekijks dus, daarom maar niet te lang gebleven. Allerlei
vogels vliegen er rond, maar het is geen plek voor de verrekijker. We verblijven daarna in een lodge aan het
meer van Langano, rood water, maar wel veel vis en vogels, heel veel vogels, in
een aangenaam warm plekje, erg droog. ’s Morgens vroeg uitgebreid
gefotografeerd, mooie plaatjes bij dit licht.
Vrijdagmorgen naar het Lake Abiata-Shala NP,
ook hier twee meren, het noordelijke Abiata (ondieper dan vroeger, nog maar 14
meter) is helemaal verzilt door een
soda-fabriek die er tijden heeft gestaan
en het meer heeft bedorven, alle vis is eruit, het heeft alleen algen, en
daardoor kreeg Ethiopië een nieuwe soort: voorheen waren er nooit flamingo’s,
nu zitten er miljoenen, deels overwinteraars uit zuid en oost Europa, die
vroeger naar Kenya gingen.
Er zijn nog wat oeverpiepers en andere kleine
steltlopertjes, maar dat zijn alle vogelsoorten. Het zuidelijke Shala is tot 260 meter diep en blauw, wel vis en
veel watervogels. Aan de oostkant zijn
hete zwavelbronnen tot bijna 100 graden, het bubbelt, op ruim 1500 meter is dat
dus ver boven het kookpunt. Ook veel vogels rond dit meer, Afrikaanse en
zwarte hop, neushoornvogels, en struisvogels, wrattenzwijn en Thompson ?
gazelles. Daarna door naar Butajira, om
van daar uit morgen de laatste dag te reizen, terug naar Addis. Het Rediet
hotel is het eerste dat (behalve het bed) gewoon beroerd is. Geen waterdruk,
geen warm water, alle bestellingen duren een uur en komen dan koud op tafel.
Eerst langs de Tya Srealle, grote grafstenen
va rond 1200 voor Chr, dan naar de Adadi Mariam Rock hewn church. Maar het is
hier een feestdag van Maria, dus het is er waanzinnig druk, geen doorkomen aan,
zo valt er niets te bewonderen. Dus 500 meter voor de kerk gekeerd, alles zat
muurvast. Als laatste bezoeken wij enkele opgravingen en een klein museum over
de Melka Kunture ( een Culture
verbastering) pre-historische opgravingen langs de Awash rivier van 5000-6000
voor Christus.
Eerst even langs het kantoor van Gerard
Pennings, Ethiopian Impressions geweest om kort de reis na te bespreken en de
achtergelaten bagage op te halen. Om 2 uur zijn we in ons hotel. We pakken onze
bagage om, straks komen daar nog Ethiopische bonen-koffie en 2 kerststallen
bij. Vanavond om 11 uur op de
luchthaven, tegen 2 uur vliegen wij, en zijn dan tegen 11 uur op Schiphol.
Een fantastische reis, wel héél anders dan
gewone reizen, goed ingedeeld, dank aan Ethiopian Impressions en zeker aan onze
chauffeur Thomas, die ons de laatste 9 dagen voortreffelijk heeft begeleid.
Dick en Gaby